Fragment

Fragment Saladedagen van Knof

Op mijn eerste werkdag maakte ik kennis met Johan Peterson zelf. Voor de deur van zijn kantoor zat een strenge dame achter een bureau. Ik schatte haar eind veertig. Ze droeg het haar in een knot en haar bril hing aan een kettinkje om haar hals. Ze hield een telefoon aan haar oor en knikte me toe dat ik door mocht lopen. Ik wist toen nog niet dat dit een van die zeldzame keren werd dat ik Petersons kantoor vanbinnen zou zien.
Hij zat boven op zijn bureau en liet zijn voeten bungelen. Een korte, brede man met een stem als een falset.
‘Jij moet Pollman zijn,’ zei hij. ‘Welkom, jongen.’ Hij liet zich van zijn bureau glijden om me de hand te schudden. ‘Help me even, wat heb je ook alweer gestudeerd, rechten? Bedrijfskunde? Iets met computers? Ik heb je cv natuurlijk gezien maar ik heb het geheugen van een goudvis. Na elk rondje ben ik weer vergeten hoe de kom in elkaar zit!’
Hij dirigeerde me naar een hoek met twee luie stoelen en een tafeltje. ‘Luister,’zei hij, ‘je hebt mijn secretaresse gezien. Je weet dus dat ze een aantrekkelijke vrouw is. En jij bent een knappe jonge kerel.’
‘Eh,’ zei ik.
Hij wuifde mijn bezwaar weg. ‘Zeventig procent van de mannen gaat vreemd en meestal met iemand van het werk. Maak je geen zorgen. Ik veroordeel dat niet. Mannen zijn mannen! Zo is de natuur.’
Hij pauzeerde even om zichzelf en mij koffie in te schenken. Ik dronk geen koffie, maar zei er niets van. Hij schoof een kopje naar me toe. Ik pakte het aan en draaide het zo dat het oor rechts zat.
‘Maar luister, Pollmans, mag ik Pollmans zeggen? Luister, Pollmans, niet met Ada! Oké? Houd je een beetje in, wil je? Ada is van mij. Beter dat je het nu hoort dan van een ander. Er wordt al genoeg geroddeld op de werkvloer, toch?’
Hij stond op. Ik deed hetzelfde.
‘Ik heb Droste gevraagd je een beetje in te werken vandaag en morgen. Als er iets is, kom gerust bij me langs.’ Hij trok de deur van zijn kantoor open. ‘Kijk, ik heb zelfs de drempel laten weghalen. Symbolisch, snap je wel? Ik ben een laagdrempelige
baas. Maar het tocht als de neten. Ada, laat je deze jongeman zien waar hij komt te zitten? Dank je, schat.’
Hij sloot de deur achter me. Ik bleef wat bedremmeld staan. Ada stond op.
‘Zo zien de meeste nieuwe collega’s eruit als ze met Johan kennis hebben gemaakt,’ zei ze en ze gaf me een knipoog. ‘Geeft niets. Je went er wel aan.’
Ze stond op en stak haar hand uit. ‘Ada Peterson-Van Dil.’
De deur van Peterson zwaaide ineens open en ik liet snel haar hand weer los. Peterson deed een stap naar buiten en gaf me mijn koffie. ‘Die had je laten staan,’ zei hij. ‘Het is zonde om zo’n goede bak te laten staan.’

Plaats een reactie